Herinneringen aan Bowie (deel 2)

Ricochet (1983)

Mijn vader heeft een jongere zus waar ik altijd graag kwam toen mijn ouders en ik nog één keer in de maand vanuit Twente naar Haarlem reden om mijn grootouders te bezoeken. Dat was bijna een wereldreis in die jaren. We logeerden dan meestal aan de Parklaan waar mijn opa en oma een Reformhuis hadden. Dat was een van de eerste Reformhuizen in Nederland!

Twee straten verderop woonden mijn tante en oom met hun twee kinderen in een woning boven een gok/amusements-hal aan de Kruisweg. Als jonge provinciaal ging ik in die weekends graag een kijkje nemen in deze ‘slagader’ van Haarlem. Mijn oom was een van de bedenkers en mede-oprichter van de eerste Nederlandse tabloid ‘De Zondagkrant’ en mijn tante eigenaresse van het distributie-netwerk van die krant in Haarlem en omstreken en altijd als ik bij ze thuis kwam was het er een drukte van jewelste.

Mijn oom had een enorme collectie LP’s. Zijn verzameling bestond uit een zeer uiteenlopende keuze aan Jazz- en Popmuziek. Als ik bij ze op bezoek was mocht ik naar hartelust platen uitzoeken en opzetten. Mijn voorkeur voor beide genres vind mede daar zijn oorsprong!

De ‘Sony Walkman’ werd in 1979 op de markt gebracht. Mijn oom had een hoop kennis op het gebied van hifi-apparatuur en langspeelplaten omdat zijn vader een winkel had in die branche. Zo nam hij mij mee naar en een oud collega van zijn vader, de firma Elres, een begrip in Haarlem in die tijd.  Dé zaak om destijds zo’n apparaatje te kopen. Ik had geld gespaard en kocht daar mijn allereerste ‘mobile device’ en een slof cassettebandjes van het merk TDK. Ik nam zoveel mogelijk LP’s uit zijn collectie over op cassette om op mijn nieuwe Walkman te kunnen afspelen. Van Miles Davis tot Bowie, van Moody Blues tot Stan Getz. De meest uiteenlopende muziek nam ik van hem over en draaide het allemaal veel en vaak. Ik had toen nog geen idee dat er copyrights bestonden.

Ik weet nog goed dat mijn oom Let’s Dance, toen het album net was uitgebracht, aan zijn bestaande Bowie-collectie had toegevoegd. Hij was een echte liefhebber en leek zelfs op David Bowie als was het een tweelingbroer. Zijn opinie was kritisch: “erg commercieel en over-geproduceerd”. Toch nam ik het album zoals gewoonlijk over op een TDK-tape en in no time kende ik de hele plaat uit mijn hoofd. Het ene na het andere nummer kwam in de top-40 terecht en werd een hit. De Stevie Ray Vaughan-riff’s, de lick’jes van Nile Rodgers en alle teksten. Misschien was het niet hét Bowie-album aller tijden maar in mijn herinnering speelt het een zeer belangrijke rol en ook zeker in mijn muzikale ontwikkeling. Van dit album is Ricochet voor mij het meest belangrijk.

Mijn oom en David Bowie zijn allebei, veel te jong, geveld door een agressieve vorm van kanker.